“Traumazorg zit nog niet aan einde van wat mogelijk is”
Een bijzonder jubileum: vandaag, precies 25 jaar geleden, werd het traumacentrum in MST opgericht. Traumachirurg Paul Bertelink is sindsdien een vaste kracht binnen het team. Een indrukwekkende mijlpaal voor zowel het traumacentrum als voor Paul, die nog steeds met passie zijn werk doet. Hij blikt terug op de afgelopen 25 jaar.
Het begin
Paul Bertelink vertelt over de beginjaren van het traumacentrum: “In Enschede waren er vroeger twee ziekenhuizen: Ziekenzorg en Stadsmaten. Na de fusie gingen ze samen verder als één ziekenhuis met twee locaties: Haaksbergerstraat, ook wel ‘de straat’ genoemd, en het Ariënsplein, dat ‘het plein’ werd genoemd. De brug over de Haaksbergerstraat vormde de verbinding tussen beide locaties. Bij de fusie werden ook de maatschappen chirurgie van de twee ziekenhuizen samengevoegd, waarbij traumachirurgie volledig naar ‘de straat’ ging.”
“Door de fusie kwamen er meer traumachirurgen samen, wat ons de kans gaf om de zorg voor traumapatiënten te verbeteren. Landelijk ontstond het besef dat de overlevingskansen groter zijn als een patiënt direct naar een gespecialiseerd ziekenhuis wordt gebracht. Zo werden wij één van de 11 traumacentra in Nederland. Hoewel we geografisch gezien op een wat bijzondere locatie zitten—vlakbij de grens, waardoor we maar een halve cirkel in Nederland bedienen—was het noodzakelijk om hier een centrum te vestigen, omdat we zo ver van de academische centra af liggen.”
Steeds meer differentiatie
De oprichting van het traumacentrum viel samen met een belangrijke ontwikkeling in de chirurgie: toenemende specialisatie. “Vroeger deed een algemeen chirurg bijna alle operaties, ook trauma’s,” vertelt Paul Bertelink. “Ik ben zelf nog opgeleid als algemeen chirurg, maar die rol bestaat niet meer. De algemene chirurgie is nu opgedeeld in vakgebieden zoals traumachirurgie, vaatchirurgie en oncologische- en gastro-enterologische chirurgie. Deze ontwikkeling heeft de kwaliteit van zorg aanzienlijk verbeterd. Het is een wereld van verschil vergeleken met vroeger, toen ik nog assistent was.”
Samenwerken met Duitsland
In de beginjaren van het traumacentrum startte ook onze samenwerking met de Duitse traumahelikopter uit Rheine. “In Duitsland was de helikopterzorg destijds al veel verder ontwikkeld dan bij ons. De Duitse helikopter kwam regelmatig patiënten naar ons brengen, omdat we soms dichterbij waren dan een Duits traumacentrum. We hadden toen nog geen helidek zoals nu, maar we hadden een grote H getekend op het grasveld waar nu het Vrouw-Kind Centrum staat.”
Paul Bertelink vervolgt: “We hebben de samenwerking met Duitsland verder uitgebreid, wat een belangrijke stap voorwaarts was voor ons traumacentrum. Inmiddels zijn we een erkend Duits traumacentrum, wat betekent dat we niet alleen een Nederlandse, maar ook een Duitse visitatie krijgen. Door ook het Duitse gebied te bedienen, hebben we de cirkel rond gemaakt. Dat was een prachtige mijlpaal.”
Vooruitgang in techniek
Paul Bertelink heeft een enorme vooruitgang op het gebied van techniek gezien de afgelopen jaren. “De implantaten van tegenwoordig, zoals platen en pennen, zijn veel geavanceerder dan vroeger. Vroeger opereerden we bijvoorbeeld polsbreuken niet eens, daar hadden we het materiaal niet voor.”
“Ook de komst van het 3D-lab, een samenwerking tussen MST en de Universiteit Twente is een mooie ontwikkeling. Met de 3D-printer worden breuken in ledematen geprint, wat ons een veel beter ruimtelijk inzicht in de fractuur biedt.”
Oprichting ROAZ
In 2006 kregen de Nederlandse traumacentra de extra taak om een Regionaal Overleg Acute Zorgketen (ROAZ) op te zetten. Voor Twente en de Oost-Achterhoek werd dit ROAZ Eurgio. Het doel van ROAZ is om de toegankelijkheid, beschikbaarheid en kwaliteit van de acute zorg te waarborgen, ook in bijzondere situaties zoals rampen en crises. Sinds de oprichting van ROAZ Euregio is deze verantwoordelijkheid ondergebracht bij Bureau Acute Zorg Euregio.
Een vakgebied continu in ontwikkeling
Wat houdt een chirurg zo lang bij dezelfde organisatie? Het antwoord zit in de constante ontwikkeling. “Er is altijd iets nieuws: de technieken verbeteren continu en elk trauma is uniek. Dit zorgt voor veel variatie en uitdaging in mijn werk. In een niet-academisch traumacentrum zoals het onze komen we in aanraking met een breed scala aan trauma’s, van heupfracturen tot ernstig gewonde patiënten. Daardoor is geen dag hetzelfde, en dat maakt het werk ontzettend boeiend.”
Blik op de toekomst
Paul kijkt vooruit naar de toekomst van de traumazorg en ziet nog altijd ruimte voor verbetering. “Ik geloof dat de traumazorg de komende jaren verder zal blijven ontwikkelen. We zijn nog niet aan het einde van wat mogelijk is. Wat echter steeds uitdagender wordt, is de vraag hoe ver we willen gaan, vooral omdat de technische mogelijkheden toenemen en de kosten van zorg blijven stijgen. De vraag is niet alleen hoever we kunnen gaan, maar ook hoever we daadwerkelijk willen gaan in specifieke situaties.”