Insulinepomp
Insuline kan worden toegediend door middel van een insulinepen voor de maaltijden en de nacht. Een andere mogelijkheid is toediening via een continue pomp.
Een insulinepomp is een klein apparaatje met een reservoir kortwerkende insuline. Door een dun slangetje met daaraan een klein plastic buisje, ingebracht net onder de huid, komt de insuline in het lichaam. Dit kan op verschillende plaatsen in het lichaam, meestal bil, buik en soms bovenbeen. De insulinepomp geeft steeds kleine beetjes insuline af. De snelheid en hoeveelheid toegediende insuline wordt per kind met het behandelteam afgesproken. Deze continue toediening van insuline wordt basaalstand genoemd en wordt uitgedrukt in eenheden (EH) per uur.
Naast deze basaalstand moeten er bolussen gegeven worden. Hierbij wordt een aantal eenheden insuline in één keer afgegeven. Dit is noodzakelijk voor het compenseren van gegeten koolhydraten en het corrigeren van een te hoge bloedglucosewaarde. Hierdoor reguleer je de bloedglucose waarden. Dit betekent dus dat de regeling niet automatisch gaat.
Met een insulinepomp is een nauwkeurigere bloedglucoseregulatie mogelijk. Door verschillende oorzaken kan de bloedglucose ontregelen. Dit kunnen oorzaken zijn die te maken hebben met het kind zelf, bijvoorbeeld te veel of te weinig eten of meer of minder beweging. De oorzaak kan ook met een defect van de pomp of het slangetje te maken hebben. Bij problemen kan contact opgenomen worden met de diabetestelefoon.