Vormen van geneesmiddelen
Geneesmiddelen kunnen op verschillen manieren worden toegediend. Een aantal voorbeelden hiervan zijn:
- Oraal (via mond en slokdarm) – denk aan tabletten, dragees, capsules, drankjes, poeders, etc.
- Intraveneus (dmv injectie in een ader)
- Intramusculair (injectie in een spier)
- Subcutaan (onderhuidse injectie)
- Rectaal (via de anus) – bijvoorbeeld met een zetpil of een klysma
- Op de slijmvliezen (verstuiving) – mondspray, neusspray
- Door indruppeling – oogdruppels, neusdruppels en oordruppels
- Via de longen (middelen voor inhalatie)
- Op de huid (dermaal) – een zalf, een crème of een lotion
- Door de huid (transdermaal)- pleisters (fentanyl, nicotine, oestrogeen)
Hulpstoffen
Bij het maken van een geneesmiddel komt veel kijken. Een geneesmiddel bestaat uit het werkzame bestanddeel maar meestal ook uit hulpstoffen. De volgende hulpstoffen worden vaak gebruikt: vulstoffen om meer volume te geven, kleurstoffen en smaakstoffen, stoffen die invloed hebben op de snelheid waarmee een tablet in de maag uiteenvalt, stoffen die voor een laagje glazuur zorgen om de smaak van een middel te maskeren, etc.
Verpakkingsmethoden
Naast het ‘potje tabletten’ is er een toenemende tendens tabletten en andere preparaten in blisters te verpakken. Dit is veel hygiënischer en heeft het voordeel dat de patiënt een pilletje kan afknippen en meenemen. Ook is een losse tablet in een blister makkelijk te identificeren en kan bijvoorbeeld ook worden voorzien van een datum of tijdstip van inname. Veel ouderen gebruiken doosjes waar een weekvoorraad medicijnen in zit, door de openbare apotheek, een thuisverpleegkundige of familielid gevuld waarbij ieder vakje is gelabeld met een datum en tijdstip van inname