“Ik stond 1-0 achter, maar ik heb het gered”
Met een krakende en hese stem door de beademingsapparatuur neemt Charlotte (28 jaar) de telefoon op. “Ik was de eerste patiënt die met het coronavirus in MST is opgenomen.” Als nierpatiënt is ze kwetsbaar en moet ze na een positieve test in het ziekenhuis blijven. Het gaat snel slechter en ze moet daarom worden opgenomen op de afdeling Intensive Care. “Mijn familie werd gebeld dat ze binnen dertig minuten naar het ziekenhuis moesten komen, om afscheid van me te nemen.”
“In de nacht van vrijdag 13 op zaterdag 14 maart werd ik heel erg ziek. Ik had koorts, moest veel niezen en hoesten. Omdat ik nierpatiënt ben en een donornier heb, moet ik het AMC bellen als ik koorts krijg. Het coronavirus was toen net in Nederland, en zij wilden daarom dat ik getest zou worden. Het AMC heeft vervolgens MST gebeld. Ik ben naar de spoedpost gegaan en zij hebben mij getest. De uitslag was positief.” Omdat Charlotte medicatie slikt tegen afstoting van haar donornier wordt haar immuunsysteem onderdrukt. Daarom heeft ze geen weerstand, waardoor het coronavirus snel kan toeslaan. Ze wordt direct opgenomen in MST omdat haar nierfunctie verslechtert.
Afscheid van familie
“In het begin ging het redelijk goed, maar op de vijfde dag verslechterde mijn toestand en werd ik enorm benauwd. Er werd een CT-scan van mijn longen gemaakt, die bleek slecht te zijn. Ik ben toen op de IC opgenomen, waar ik in slaap gebracht zou worden. Het ging allemaal heel snel.” Het ziekenhuis heeft haar moeder gebeld en gevraagd of zij met spoed naar haar dochter wilde komen. Haar stiefvader en broer waren er ook bij. Haar biologische vader kon er niet op tijd bij zijn. De arts vertelde haar familie dat ze afscheid van Charlotte moesten nemen, omdat ze niet wisten of ze weer wakker zou worden. “Ik ben erg positief ingesteld en vertelde mijn moeder dat ze niet moest huilen, dat ik wel weer wakker zou worden. Het was heel dubbel, want ik was er niet goed aan toe. De artsen vertelden me dat ik 1-0 achter stond, gezien mijn geschiedenis als nierpatiënt.”
Heftige tijd
In de tijd dat Charlotte op de IC aan de beademing lag en in slaap werd gehouden, moesten de artsen haar medicatie tegen afstoting stoppen zodat haar eigen immuunsysteem weer kon gaan vechten tegen corona. “Vanwege mijn donornier kreeg ik veel prednison zodat het risico op afstoting minder zou worden. Gelukkig is alles goed gegaan en doet mijn nier het nog super.” Na een tijd mocht ze weer van de beademing af, maar moest ze nog blijven op de IC. “De twee weken op de IC waren erg heftig. Vooral omdat je je familie bijna niet bij je hebt. In verband met de beademingsapparatuur kon ik niet praten, maar de verpleging hielp mij bij het videobellen met mijn familie zodat ik ze in ieder geval kon zien.”
Storing tussen hoofd en lichaam
Charlotte vertelt dat de verpleging heel betrokken was. “Ze waren heel lief. De dagen dat ik wakker op de IC lag, kwamen ze continu bij me om te controleren hoe het ging, of om een praatje te maken. Ze waren heel erg zorgzaam.” Na twee weken op de IC mocht ze weer naar de normale afdeling. Al haar spieren waren verdwenen, ze was helemaal verzwakt. Om aan te sterken, begon ze met het eten van vla en daarna kon ze aan licht verteerbaar vast voedsel beginnen. Ook moest ze alles opnieuw leren. Dat ging moeizaam. “Ik had een storing tussen mijn hoofd en mijn lichaam. Ik wist niet meer hoe ik moest lopen, wat links of rechts was. Ik heb de rollator van mijn opa geleend en heb toen weer kleine stukjes leren lopen.”
Opluchting
“Het ging steeds iets beter met me. Mijn nierfuncties en longen zagen er goed uit en ik had geen symptomen meer. Door de beademingsapparatuur kreeg ik last van paniekaanvallen en daarom is besloten dat ik beter naar huis kon gaan om te revalideren. Op dinsdag 7 april ben ik ontslagen uit het ziekenhuis en gaat het al veel beter met me. Ik kan steeds iets beter lopen en eten en ben rustig mijn spierkracht aan het opbouwen. Daarvoor heb ik oefeningen gekregen van de fysio. In het begin werd ik door de verpleging geholpen met wassen en douchen, dat kan ik nu zelf. Aan die kleine dingetjes merk ik dat het langzaam beter met me gaat. Mijn moeder helpt me nog met dingen, zoals het aantrekken van mijn sokken. Dat lukt nog steeds niet.”
Intussen is Charlotte zo’n twee weken thuis. Net als haar spierkracht komt ook haar stem langzaam maar zeker weer terug. “Ik ben positief. De artsen zeggen dat het wel weer goed komt, maar er gaat tijd in zitten. Ik heb enorm veel respect voor wat de verplegers en artsen allemaal hebben gedaan en nog steeds doen. Ik ben enorm opgelucht, ik heb het gered!”