“HIV, dat is toch heel besmettelijk en daardoor ga je snel dood?” Patiënten die ermee te maken hebben, horen regelmatig deze en andere vooroordelen voorbij komen. Dit zorgt ervoor dat HIV lastig bespreekbaar blijft. Maar in hoeverre kloppen deze vooroordelen? Bewapend met een lijstje vooroordelen gingen we op zoek naar antwoorden en kwamen we uit bij Linda Scheiberlich. Linda is verpleegkundig specialist binnen het Hiv Behandel Centrum van het MST.
Vooroordeel 1: Als je HIV hebt, ga je eerder dood
Linda: “Laat ik beginnen met uitleggen wat HIV is. HIV is een infectieziekte die je afweersysteem kapot maakt. HIV verspreidt zich door het lichaam en tast steeds meer afweercellen aan. Na verloop van jaren zal de afweer steeds slechter worden en uiteindelijk helemaal stuk gaan. Als je geen afweercellen meer hebt krijg je allemaal infecties waaraan je dood kunt gaan, dat noemen we AIDS.
Zodra we weten dat iemand HIV-positief is wordt gestart met virusremmers. Dit zijn medicijnen die ervoor zorgen dat je afweercellen als het ware op slot gaan voor het HIV virus. Zo kan het HIV-virus zich niet meer vermenigvuldigen. Omdat het zich niet kan vermenigvuldigen, sterft het virus in het lichaam. Hierdoor wordt je afweersysteem niet meer aangevallen en kan het afweersysteem weer goed gaan werken en wordt je niet meer ziek.
Met medicatie kun je HIV dus goed behandelen, maar niet genezen. Dat komt omdat het virus zich vrijwel meteen na een HIV-infectie nestelt in het DNA van de afweercellen. Dit wordt het virale reservoir genoemd. Ons afweersysteem herkent deze cellen niet en HIV-remmers verwijderen ze ook niet. Ze blijven dus in het lichaam aanwezig. En het vervelende is, dat de reservoircellen het virus weer (kunnen) gaan verspreiden zodra met hiv-remmers wordt gestopt. Hierdoor blijven mensen met HIV hun hele leven afhankelijk van medicijnen, maar zolang ze die slikken blijven ze gezond.
Samengevat: nee, als je medicijnen tegen het HIV virus slikt, ga je niet eerder dood door HIV.”
Vooroordeel 2: Mensen met HIV zijn extreem besmettelijk
“HIV is overdraagbaar via bloed-bloed contact. Dit vindt alleen plaats bij seksueel contact of via prik/snij/bijt accidenten. Dit bekent dat zoenen, knuffelen, naar dezelfde wc gaan of een beker delen geen enkel risico op HIV met zich meebrengt.
Mensen die leven met een goed behandeld HIV virus kunnen HIV niet overdragen. Door de medicatie die zij slikken is het virus niet meer in het bloed aanwezig. Wanneer iemand medicatie slikt en therapietrouw is, is er dus geen enkel risico op overdracht. Oftewel: is het virus niet meetbaar in het bloed, dan is het niet overdraagbaar. Dit noemen we ook wel de N=N boodschap”.
Vooroordeel 3: Je kunt geen seks hebben met iemand die HIV-positief is
“Je kunt zeker seks hebben met iemand die HIV-positief is die daarvoor behandeld wordt. Een condoom is de beste bescherming tegen HIV en andere SOA’s en wordt geadviseerd als mensen nog HIV virus in hun lichaam hebben. Maar is het HIV-virus langer dan 6 maanden niet meetbaar in het bloed, dan is het ook niet overdraagbaar. Ook niet bij seksueel contact, een condoom is dan dus niet meer nodig als bescherming tegen HIV.
Daarnaast kunnen we preventief HIV bestrijden. Mensen die een verhoogd risico hebben op het oplopen van HIV kunnen we Pre-Expositie Profylaxe (PrEP) geven. Deze HIV remmers zorgen ervoor dat het HIV-virus niet de afweercellen binnen kan dringen en je dus niet kan besmetten.
Tot slot kunnen ook mensen na een ongewenst bloedcontact (bijv. prikaccident in de zorg, een gescheurde condoom tijdens seks, verkrachting) medicijnen krijgen, die het risico op een besmetting met HIV verkleinen. Deze behandeling heet Post Expositie Profylaxe (PEP). Een PEP-behandeling verkleint dus de kans dat iemand met HIV besmet raakt nadat het virus in het lichaam is gekomen. Belangrijk is wel dat de behandeling binnen 72 uur na het gelopen risico gestart wordt.”
Vooroordeel 4: Mensen met HIV hebben het over zichzelf afgeroepen
“HIV is een SOA, net als Gonorroe, Chlamydia en Syfilis. Iedereen die weleens een SOA heeft gehad heeft potentieel ook risico op HIV gelopen. HIV infecties worden soms pas na 10-12 jaar ontdekt omdat het lange tijd duurt voordat het afweersysteem niet meer werkt en er problemen van infecties ontstaan. Het is belangrijk om te onthouden dat iemand niet dezelfde persoon is op zijn 20e als op zijn 30e / 40e . Bijna iedereen heeft een periode gehad waarin je experimenteert of impulsieve keuzes maakt. Daar mag je niet je hele leven op afgerekend worden.
We zien vaak dat mensen een schuldgevoel of schaamte hebben wat betreft HIV en zich gestigmatiseerd voelen. Stigmatisering kan in allerlei dingen zitten: in de manier waarop mensen met je omgaan, hoe ze op je reageren als je vertelt dat je HIV-positief bent of hoe anderen over HIV spreken. Oorzaken hiervan kunnen zijn: onwetendheid, (onbewuste) vooroordelen, angst, ondoordachtheid en gebrek aan juiste informatie.
Ook in Nederland is het stigma van HIV nog steeds een probleem. Mensen met HIV krijgen regelmatig te maken met negatieve reacties uit hun omgeving. Veel mensen houden daarom hun HIV-status nog steeds geheim, ook voor familie en vrienden.”