Onze verpleegkundige Wilma Koops schrijft elke 14 dagen een blog op www.mst.nl. Hieronder de elfde editie.
Het is zo’n ochtend dat we tijdens de overdracht van de nachtdienst naar de dagdienst Rad van Fortuin spelen. Nu is het sowieso weleens een uitdaging om de diagnoses van de patiënten uit te kunnen spreken, maar als je er al een nachtdienst op hebt zitten, maakt dat het er niet gemakkelijker op, zo ook vandaag. “Spondylododioidi”, begon ik… Euhm, dat dus. Ting-ding-diding; Leontien draait niet veel bordjes om. Mevrouw blijkt een ontsteking van de tussenwervelschijf in de rug te hebben. Aha, spondylodiscitis dus. Ennn we gaan door voor de koelkast! “De patiënt in de kamer ernaast heeft een chole … choledo… euhm…” Een heleboel lettergrepen, oftewel galsteenlijden. Dan is het de kunst om het woord waar het om gaat alsnog goed uit te spreken: choledocholithiasis. En dan gewoon drie keer de woordwaarde scoren, ik hou er van.
Ik werk op de acute opname afdeling waardoor ik met veel verschillende specialismen en patiënten te maken heb en daardoor met veel Galgje woorden. Het levert de meest spectaculaire overdrachten op. “De mevrouw van kamer 12 wordt straks geopereerd aan haar olecranonfractuur die ze heeft opgelopen na een val van haar fiets.” “Oh, dat doet vast zeer….” Ondertussen ken ik al aardig wat van deze gewrichtsnamen, maar zo af en toe duikt er één op die we eerst even moeten opzoeken. Lang leve het bestaan van Google! Al weten we nu dat de patiënt een elleboogbreuk heeft, het volgende probleem is vervolgens de Nederlandse uitspraak van dat Latijnse woord. Olucraaanon kan, maar Oleecrannon kan ook, of OlucraNON.
Elke dag leer ik bij en mijn beroep is nooit saai. Gelukkig doet de aanwezigheid van deze Latijnse woorden in ons vakgebied niet af aan onze kennis om goed te kunnen zorgen voor de patiënt. Soms is het trouwens wel handig om moeilijke woorden te omzeilen. Bij de neurologie speel ik nog wel eens dat ik een afasie heb, oftewel een woordvindstoornis. Gewoon omschrijven wat je waarneemt in plaats van allerlei moeilijke woorden proberen te gebruiken, is zo af en toe de beste optie in de communicatie met de arts. 😉
Het mag duidelijk zijn dat niemand voor zijn lol in het ziekenhuis is. Voor ons als verpleegkundigen is het dan ook een welkom relativeren wanneer een collega tongbrekend wederom een klinker koopt, nogmaals aan het rad draait en dan haar briefje aan me laat zien: “Kijk dat heeft ze, mag ik nu een hulplijn inschakelen?”
Mogelijke herkenning van mensen en situaties berust louter op toeval.