Behandeling van SI-syndroom
Bij gewrichtsklachten van het SI-gewricht zijn verschillende behandelingen mogelijk:
- Behandeling met ontstekingsremmende medicijnen en pijnstillers;
- Op SI gerichte oefentherapie, fysiotherapie, chiropraxie, manuele therapie en/of revalidatiebehandeling;
- Een stabiliserende bekkengordel die de pijn kan verlichten;
- Injectie in het SI-gewricht met achterlaten van corticosteroïden.
Operatie bij SI-syndroom: SI-fusie
Als bovenstaande behandelingen niet helpen en als de invaliderende klachten blijven, dan is kan het SI-gewricht vastgezet (gestabiliseerd) worden tijdens een operatie. Dat wordt SI-fusie genoemd.
Alleen bij een streng geselecteerde groep patiënten is bewezen dat het operatief vastzetten van het SI-gewricht de klachten kan verminderen. Patiënten komen in aanmerking als:
- er invaliderende pijnklachten zijn die niet overgaan na bovenstaande behandelingen;
- er klachten zijn die bij lichamelijk onderzoek duidelijk wijzen op SI-syndroom (minimaal 3 van de 5 SI-testen positief). De orthopedisch chirurg zal deze bewegingstesten uitvoeren;
- er sprake is van een positieve proefblokkade van het SI-gewricht. Dit betekent een duidelijke pijnafname na een injectie met een verdovingsmiddel (zonder corticosteroïden) in het SI-gewricht. Deze injectie kan worden gegeven door een pijnspecialist onder röntgendoorlichting. Als de klachten niet of nauwelijks afnemen na de injectie is het onwaarschijnlijk dat het SI-gewricht de klachten veroorzaakt.
Om in aanmerking te komen voor een SI-fusie operatie in MST, moet u bij verwijzing naar de polikliniek Orthopedie al een proefblokkade met verdovingsmiddel (zonder corticosteroïden) hebben ondergaan. Het rapport van een pijnspecialist van de procedure en met pijnscores voor en na de injectie is hierbij een vereiste.
De SI-fusie operatie
SI-fusie wordt uitgevoerd op de operatiekamer, waarbij u volledig verdoofd wordt (algehele anesthesie). De hele procedure wordt uitgevoerd door een kleine snee van ongeveer 3 cm aan de zijkant van de bil. Tijdens de procedure wordt van röntgenbeelden gebruik gemaakt om de juiste plaatsing van de implantaten mogelijk te maken. Er worden pinnen door het SI-gewricht in het heiligbeen gebracht om de juiste positie te bepalen. Over deze pinnen worden driehoekige staafjes ingebracht. Het aantal gebruikte implantaten hangt af van de grootte en de anatomie van het bekken en heiligbeen. De titanium implantaten hebben een ruw oppervlak waar het bot in kan groeien. Dat zorgt voor stabiliteit van het SI-gewricht.
Na de operatie
Patiënten blijven na de operatie meestal een nacht in het ziekenhuis en kunnen de volgende dag naar huis. De ochtend na de operatie wordt een CT-scan gemaakt om de juiste positie van de implantaten te controleren. In de meeste gevallen mag direct na de operatie volledig belast worden, maar het is aan te raden om de eerste dagen krukken te gebruiken om het gewricht iets te ontzien. Het kan zijn dat u direct na de operatie resultaten opmerkt, maar soms duurt het een aantal maanden.
Risico’s en complicaties
Mogelijke complicaties zijn:
- Wondinfectie;
- Nabloeding;
- Zenuwschade of zenuwprikkeling met pijnklachten in het been. Het kan nodig zijn om een hersteloperatie uit te voeren als een implantaat niet goed gepositioneerd is en zenuwprikkeling veroorzaakt;
- Stressbreuk van bekkenbot of heiligbeen rondom de implantaten;
- Blijvende of toename van pijnklachten;
- Trombose;
- Verplaatsing of los komen van implantaten.