Welke complicaties kunnen zich voordoen?

Ondanks dat de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht wordt genomen, kunnen zich tijdens en na de operatie complicaties voordoen, die soms onmiddellijk ingrijpen vereisen en die in uitzonderingssituaties, op den duur, tevens levensbedreigend kunnen zijn. Mogelijke complicaties zijn:

 

  • Vermindering van het bewegingsvermogen van de benen tot verlammingsverschijnselen en storingen in de functie van de blaas en de sluitspier (caudasyndroom), zoals bij een dwarslaesie. Extreem zelden komen seksuele problemen voor zoals impotentie respectievelijk een verminderd gevoel in het genitale gebied. In zulke gevallen moet met spoed door onderzoek de oorzaak van de klachten worden opgespoord. In bepaalde gevallen is een nieuwe operatie noodzakelijk. Uiterst zelden hebben deze stoornissen een blijvend karakter.
  • Af en toe komen beschadigingen aan het ruggenmergvlies voor, die kunnen leiden tot een open verbinding tussen het ruggenmergvocht en de huid (liquorfistel). Om dit te voorkomen is het soms nodig 3 tot 5 dagen bedrust te houden. Blijft de wond dan hersenvocht lekken, wat zelden voorkomt, is een nieuwe ingreep nodig om het ruggenmergvlies te sluiten. Als er liquor weglekt, kan dat leiden tot zware hoofdpijn. Bij grote uitzondering kan door het knappen van een hersenzenuw een intracraniële bloeding of en bloeding in het wervelkanaal ontstaan.
  • Ernstige bloedingen in het wervelkanaal; hiervoor is slechts zelden een transfusie met bloed of bloedbestanddelen van de bloedbank nodig. Als dit toch het geval zou zijn treden heel zelden bij de transfusie infecties op, bijvoorbeeld met hepatitisvirussen (met leverontsteking tot gevolg), in extreem zeldzame gevallen kan er een besmetting plaatsvinden met het HIV-virus (met in een later stadium AIDS tot gevolg) en/of worden andere ziektekiemen (bijvoorbeeld van BSE, een variant van de ziekte van Creutzfeld-Jakob) of ziektekiemen die nu nog niet bekend zijn, overgedragen. Na een bloedtransfusie behoort een controleonderzoek tot de mogelijkheden.
  • Er kan wondinfectie optreden. Meestal genezen oppervlakkige infecties na lokale behandeling van de wond, zij het vertraagt. Slechts incidenteel is hiervoor een vervolgoperatie noodzakelijk. Het komt sporadisch voor dat diepere infecties zich uitstrekken tot de tussenwervelschijf, het ruggenmergvlies of het wervellichaam. Dan is strikte bedrust gedurende een paar weken noodzakelijk. Hoogstzelden is een operatie noodzakelijk, waarbij na verwijdering van het ontstoken weefsel, dikwijls een aantal wervellichamen aan elkaar vastgezet wordt. Slechts uiterst zelden komt de infectie in de bloedbaan terecht (bloedvergiftiging, sepsis) of leidt de infectie tot hersenvlies-ontsteking (meningitis), die blijvende stoornissen van het zenuwstelsel kan veroorzaken.
  • Heel zelden komt het voor dat tijdens de operatie nabijgelegen weefsels of organen beschadigd raken (bijvoorbeeld bloedvaten in de buik, darm, urineleider), waardoor blijvende schade kan ontstaan. Een extra ingreep is dan noodzakelijk. Beschadigingen aan grote bloedvaten kunnen tot ernstige bloedingen leiden, waardoor een bloedtransfusie noodzakelijk wordt.
  • Na de operatie kan er soms instabiliteit van de wervelkolom optreden, die vervolgens met spierversterkende oefeningen wordt behandeld; een enkele keer moet echter de lumbale wervelkolom operatief worden gefixeerd.
  • Vorming van bloedstolsels is mogelijk (trombose; bloedstolsels kunnen door het bloed worden meegevoerd en zelfs een bloedvat afsluiten (bijvoorbeeld longembolie) of, bij een defect in het boezemtussenschot van het hart, leiden tot een beroerte. Indien u preventief medicijnen krijgt die de bloedstolling beïnvloeden (tromboseprofylaxe) kan dit leiden tot een vergrote kans op (na)bloedingen. Een injectie met heparine kan als bijkomende complicatie een ernstige verstoring van bloedstolling (HIT), met daardoor een verhoogde kans op trombose, tot gevolg hebben.
  • Omdat de operatie een belasting vormt voor het lichaam kunnen long- of urineweginfecties optreden. Deze complicaties kunnen met medicijnen meestal heel goed worden behandeld.
  • In zeer zeldzame gevallen kunnen na de ingreep door nog onverklaarbare oorzaken storingen in het gezichtsvermogen optreden, die van voorbijgaande dan wel van blijvende aard kunnen zijn en zelfs tot blindheid kunnen leiden.
  • Door de houding waarin de patiënt tijdens de operatie wordt gelegd (bijvoorbeeld knie-elleboog houding) kunnen ondanks de zachte bekleding van de operatietafel door de druk beschadigingen van de huid ontstaan. Zenuwen van armen of benen kunnen eveneens beschadigd raken. Zeer sporadisch zijn deze beschadigingen blijvend van aard.
  • Overgevoeligheidsreacties (allergie) voor medicijnen, verdovingsmiddelen- of contrast-vloeistof; deze komen tot uiting in bijvoorbeeld jeuk, rode huid, zwellingen of misselijkheid; uiterst zelden komen echter ernstige reacties voor zoals hartstilstand, stuipen of ademhalingsstoringen, die soms opname op de intensive care noodzakelijk maken en kunnen leiden tot ernstige, permanente beschadigingen (bijvoorbeeld nierfalen, hersenbeschadiging).
  • Overmatige vorming van littekenweefsel; er kunnen dikke littekens die op de huid liggen (hypertrofische littekens) en/of pijnlijke littekens (keloïd littekens) ontstaan; soms is dan een vervolgoperatie noodzakelijk.

 

Waar bent u naar op zoek?