Behandeling ‘epilepsie’ tijdens coma na hartstilstand geeft geen verbetering
Bij tien tot twintig procent van de patiënten die na een hartstilstand in coma op de intensive care liggen, is epilepsie-achtige hersenactiviteit te meten. Omdat lang onduidelijk was of anti-epileptische medicijnen konden bijdragen aan een beter herstel, kregen deze patiënten de medicijnen soms wel en soms niet. Uit onderzoek blijkt nu dat deze medicatie niet zinvol is: die draagt niet bij aan een beter herstel, maar zorgt wel voor een langere opname op de intensive care.
De grote studie, uitgevoerd tussen 2014 en 2021, was mogelijk dankzij intensieve samenwerking tussen elf ziekenhuizen, waaronder Medisch Spectrum Twente (MST). De onderzoekers, geleid door prof. Jeannette Hofmeijer van de Universiteit Twente en het Rijnstate Ziekenhuis in Arnhem, publiceren hun bevindingen in de New England Journal of Medicine.
Herstel voorspellen met EEG
In Nederland belanden zo’n 5000 patiënten per jaar na een hartstilstand en reanimatie op de intensive care. Zij zijn dan in een coma. De hartstilstand kan zoveel schade hebben aangericht aan de hersenen, dat ongeveer de helft van deze patiënten niet meer wakker zal worden uit coma. Ook bij de andere helft kan er blijvende schade zijn, bijvoorbeeld aan het geheugen. Het is een grote uitdaging te voorspellen of een patiënt wakker zal worden en wat diens vooruitzichten dan zijn. Continue meting van de hersenactiviteit met een hersenfilmpje (elektroencefalografie, EEG) kan helpen bij de voorspelling van het herstel.
‘Continue epilepsie’
Tijdens EEG-metingen blijkt dat bij zo’n 10 tot 20 procent van de comateuze patiënten na een hartstilstand hersenactiviteit wordt gemeten die lijkt op epilepsie. Het is bekend dat zo’n epilepsie-achtige hersenactiviteit wijst op ernstige hersenschade met een slechte prognose. Het was echter lang onduidelijk of medicijnen tegen epilepsie de prognose konden verbeteren. De ene arts koos daarom wél voor behandeling met medicijnen tegen epilepsie, de andere niet. Uit een grote studie die is uitgevoerd in elf medische centra in Nederland en België, onder 172 patiënten, blijkt nu dat dergelijke medicatie geen beter herstel geeft. Het leidt wel tot een langer verblijf op de intensive care: voor de patiënt ongewenst, en het legt ook een extra druk op de gezondheidszorg.
Mogelijk veelbelovend bij een kleine groep
Bij een kleine groep van de patiënten in het onderzoek was heel specifieke epilepsie-achtige hersenactiviteit te zien. Deze activiteit leek nog meer op ‘gewone’ epileptische aanvallen dan de hersenactiviteit bij de overgrote meerderheid. Verdere studie is nodig om na te gaan of anti-epileptica in die gevallen wél helpen. De nu gepresenteerde uitkomsten zijn belangrijk voor de besluitvorming rondom behandeling, en daarmee ook voor keuzes die gemaakt worden op de intensive care.
Het onderzoek kon worden uitgevoerd dankzij intensieve samenwerking met de volgende ziekenhuizen: Ziekenhuis Rijnstate, Medisch Spectrum Twente, Radboud UMC, St. Antonius Ziekenhuis Nieuwegein, Amsterdam UMC, UMC Groningen, VieCuri Medisch Centrum, Maastricht UMC, Maasstad Ziekenhuis, Canisius Wilhelmina Ziekenhuis en Erasme University Hospital, Brussel.