Maxillofaciale prothetiek
Maxillofaciale prothetiek is:
Het prothetisch vervangen en/of corrigeren van delen van het lichaam in het hoofd-hals-gebied.
Hieronder vallen: het gebit, de kaak en het aangezicht.
- Patiënten met geheel of gedeeltelijk tandeloze kaken bij wie het maken van of het dragen van een gebitsprothese grote moeilijkheden geeft.Hierdoor kunnen ernstige pijnklachten ontstaan maar ook functieverlies bij bijvoorbeeld: eten, slikken, spreken.
- Patiënten met aangeboren afwijkingen in het kauwstelsel ( schisis, amelogenesis imperfecta, oligodontie)
- Patiënten met afwijkingen die verkregen zijn door oncologische aandoeningen ( o.a.mondkanker)of door ongevallen ( verwonding, verbranding), ook aangezichtsprotheses bij trauma’s of oncologie van oog-wang, oor of neus.
- Patiënten met onbegrepen pijnklachten in de hoofd-hals regio.
- Patiënten met stoornissen, overbelasting en/of pijn van het kaakgewricht en/of spieren van het kauwstelsel en de nek-schouderregio, waarbij het gebit (mogelijk) een rol speelt.
- Ouderen bij wie de normale mondzorg in de algemene tandartspraktijk niet (meer) mogelijk is.
Hoewel de populatie prothesedragers in Nederland aan het afnemen is, zijn er nog steeds veel mensen die een volledige gebitsprothese dragen.
Een deel van deze groep functioneert zonder problemen met de prothese. Toch heeft een grote groep wel veel problemen met de prothese.
Voorbeelden hiervan zijn:
- Een kunstgebit wat ondanks aanpassingen (relining, rebasing) nog steeds los zit.
- Een kunstgebit waarmee je moeilijkkunt eten.
- Kokhalsneigingen,omdat het kunstgebit tegen het verhemelte drukt.
- Pijnklachten omdat het kunstgebit niet goed zit.
Patiënten met aangeboren afwijkingen in het kauwstelsel;
| Lip-Kaak-Verhemeltespleten | Schisis ( zie”S”) |
| Afwijkingen in het tandglazuur | Amelogenesis imperfecta ( zie “A”) |
| Ontbreken van blijvende tanden en kiezen | Oligodontie (zie”O”) |
Patiënten met een afwijking aan het kauwstelsel:
Cranio Mandibulaire Disfunctie: CMD ( zie”C”)
Patiënten met een slaapstoornis/snurken ( zie “S”)