Na de operatie
Waar moet u na de operatie op letten?
Na de ingreep kunnen wond– en nekpijn onaangenaam zijn, maar deze zijn met pijnstillers goed te bestrijden.
Bij verlammingsverschijnselen of gevoelsstoornissen in armen, benen of in het zitvlak en/of gebied van de anus die zich na de operatie voordoen of opeens verergeren moet u onmiddellijk contact opnemen met uw behandelende arts.
In de eerste 24 uur na de operatie kan het plassen moeizaam gaan. In dat geval kan het nodig zijn om de blaas te legen met behulp van een katheter voor eenmalig gebruik.
Ook kan er sprake zijn van onaangename winderigheid, wat een reden kan vormen om de darm te ontlasten met behulp van een (darm)canule.
Wanneer bij heesheid en/of problemen bij het slikken na enige dagen geen verbetering optreedt, is een onderzoek door een Keel-Neus-Oorarts noodzakelijk.
Bij het opstaan kunnen problemen met de bloedomloop voorkomen (bv. zwart worden voor de ogen). U krijgt dan medicijnen voorgeschreven, die de bloedsomloop stabiliseren.
Om de toestand van het implantaat resp. de discusprothese alsmede de belastbaarheid van de wervelkolom te kunnen beoordelen, zijn controleonderzoeken noodzakelijk (röntgenfoto’s en/of CT-scan).
Om overbelasting van de vastgezette wervels te voorkomen en om de geopereerde halswervelkolom rust te geven, kan het nodig zijn omgedurende vier tot zes weken een halskraag te dragen.
Uw behandelende arts bepaalt wanneer en in welke mate u de halswervelkolom weer mag belasten.