De bijwerkingen
- Hersenoedeem:
Veel mensen hebben voor aanvang van de bestraling al problemen door de hersentumor, bijvoorbeeld moeilijk praten, dubbelzien of een verlamming. Bij een bestraling van de schedel kan zich in de hersenen meer vocht ophopen. Dit noemt men oedeem. Oedeemvorming kan klachten geven als hoofdpijn, misselijkheid en zelfs overgeven. Ook kunnen de oorspronkelijke klachten waarmee u naar de dokter bent gegaan weer terugkomen of verergeren. Niet iedereen krijgt last van deze vochtophoping. Het optreden hiervan is sterk afhankelijk van een aantal factoren: het aantal bestralingen dat u krijgt, de dosis per bestraling en de hoeveelheid hersenen die in het bestralingsvolume zijn opgenomen. Eventuele klachten kunnen snel, binnen 1 tot 2 dagen ontstaan. Gelukkig zijn er medicijnen die deze klachten zeer goed kunnen tegengaan of onderdrukken. Dit zijn corticosteroiden of bijnierschorshormonen. De radiotherapeut-oncoloog zal u uitgebreid voorlichten, bij het begin van de bestraling, over de bijwerkingen en u in sommige gevallen deze medicijnen uit voorzorg al voorschrijven. In andere gevallen zal de bestraling zonder deze medicijnen beginnen en worden ze pas voorgeschreven als de klachten ontstaan. Het is belangrijk om na afloop van de bestralingen de medicijnen geleidelijk af te bouwen. U krijgt na afloop van de bestralingen een zogenaamd afbouwschema mee. Volgt u alstublieft deze voorschriften nauwkeurig op.
Bij hoofdpijn dient u altijd de bestralingsdeskundige of uw radiotherapeut-oncoloog te waarschuwen.
- Vermoeidheid:
Andere klachten die tijdens een schedelbestraling optreden zijn vermoeidheid, wat trager worden en in sommige gevallen concentratieverlies. Deze klachten ontstaan vaak zeer geleidelijk. Het herstel van deze klachten na de bestralingen duurt vaak maanden. Veel patiënten kunnen ook zeer slecht tegen drukte en een onregelmatig bestaan. Het is verstandig om tijdens een schedelbestraling rustig aan te doen. - Zien en horen:
De bestraling kan invloed hebben op het evenwichtsorgaan, het gehoor en op de ogen. Hierdoor kunt u in meer of mindere mate last krijgen van duizeligheid, oorsuizen, tijdelijk gehoorverlies en prikkende ogen. Wanneer u hier last van hebt, bespreek dit dan tijdens het volgende consult met uw radiotherapeut-oncoloog. Voor prikkende ogen kunnen eventueel oogdruppels voorgeschreven worden. - Haaruitval:
Haaruitval van kleinere of grotere plekken treedt vrijwel altijd op. Afhankelijk van de hoeveelheid straling begint uw haar meestal na 2 tot 4 maanden weer te groeien. Soms is de haaruitval blijvend. Bij bestraling van een klein gedeelte van de hoofdhuid, zal alleen dat gedeelte haaruitval vertonen. Het dragen van een hoed of pet en ook het mijden van de felle zon is verstandig. Zie verder ook het hoofdstuk over huidverzorging.
In het algemeen hebben de meeste patiënten die een schedelbestraling moeten ondergaan al een verbod gehad op het besturen van een auto van hun behandelend specialist in verband met de risico’s voor henzelf, medepassagiers en overige weggebruikers. Ook wij adviseren deze groep patiënten met klem niet zelf te rijden.